Hoe metsel ik een tuinmuurtje?

Graaf een ondiepe geul uit op de plek waar je het tuinmuurtje wilt maken. De geul moet ongeveer 30 cm diep en 40 cm breed zijn.

Om ervoor te zorgen dat je tuinmuur straks stevig staat, is het belangrijk dat je voor een stabiele fundering zorgt. Dit doe je door in de geul een laag metselzand met cement (van 20 cm) te storten. Houd hierbij de volgende mengverhouding aan: een deel cement op tien delen zand. Hark het cement door het ophoogzand heen. Stamp de laag vervolgens stevig aan met behulp van een plank. Dit zorgt ervoor dat je tuinmuurtje straks niet zomaar kan verzakken.

De eerste laag ligt onder het tuinniveau. Deze leg je los op het zand. Sla ze op hoogte met een rubberen hamer, zodat deze goed en stevig liggen.

Breng een beetje steenlijm aan in het midden van de stapelblokken. Let op: lees voor je begint altijd de gebruiksaanwijzing van de steenlijm.

Plaats de tweede rij stapelblokken van je tuinmuur en druk deze stevig in de lijm. Controleer met behulp van de waterpas of de bovenkanten netjes lijnen. Liggen bepaalde stenen net iets te laag? Die kun je ophogen met een beetje extra lijm. Werk in kwartverband: dit betekent dat je de stenen niet netjes boven op elkaar stapelt, maar dat je elke steen een kwart laat verspringen. Op deze manier hoef je ook niet onnodig veel stapelblokken te zagen of te kappen. Voor de uiteinden van de rijen kun je een paar stenen op maat maken met een tegel- of klinkenknipper. Ga zo door tot je een muurtje van drie of vier lagen hebt.