Maak voor je begint de kamer helemaal leeg. Huur eventueel een kamersteiger bij je bouwmarkt. Bepaal als eerste het laagste punt van het plafond.
Geef een nieuw gestukt plafond de sfeer en allure van een oud stijlplafond door polystyreen kooflijsten en rozetten aan te brengen. Zie ook: Rozetten plaatsen. Denk ook aan de mogelijkheid om inbouwspotjes in het nieuwe plafond te plaatsen.
Maak voor je begint de kamer helemaal leeg. Huur eventueel een kamersteiger bij je bouwmarkt. Bepaal als eerste het laagste punt van het plafond.
Als je het oude plafond laat zitten moet je kijkgaten maken om te zien waar de plafondbalken en regels lopen. Teken deze op verschillende plaatsen op het bestaande plafond af. Heb je een oud rieten plafond, laat dit als het kan zitten. Het bespaart je een hoop werk en bovendien heeft een rieten plafond een goede geluidswerende werking. Een plafond van zachtboard moet je wel verwijderen, vanwege brandgevaar.
Indien je het oude plafond wel weghaalt moet je een rachelwerk maken. Meestal is het de moeite waard om voor geluidsisolatie een dikke laag minerale wol (2x 8 cm) achter het rachelwerk te plaatsen, tussen de balken. Let op! Indien het plafond meteen onder een plat dak zit, moet je eerst nagaan of het platte dak al geïsoleerd is, anders krijg je vochtproblemen. Kijk voor meer informatie op: Plat dak isoleren.
Teken, vanaf het laagste deel van de kamer, de gewenste hoogte van het plafond af op de muur. Gebruik hiervoor een (laser)waterpas. Houd deze waterpas aan de onderkant van de balk, hier heb je beter zicht op. Schroef de rachels van het regelwerk dwars op de oude regels in het plafond. Houd een hartafstand aan van 40 centimeter tussen de regels. Bevestig vervolgens isolatie tussen het rachelwerk.
Controleer regelmatig met de waterpas of de rachels op de juiste hoogte zitten. Vul waar nodig de ruimte tussen regel en oude plafond of plafondbalken op met stukjes hardboard.
De gipsplaten komen dwars op de rachels. De kop van een plaat eindigt altijd op een rachel. Schroef de gipsplaten, om de 25 cm, tegen het rachelwerk. Houd ze ongeveer 0,5 cm vrij van de muur. Gebruik, om te voorkomen dat je te diep schroeft, een gipsplaat bitje.
Bevestig de gipsplaten samen met een klusmaatje. Terwijl de één de plaat met een paar schroeven vastzet, houdt de ander hem tegen het plafond gedrukt. Je kunt ook een telescopische montagehulp gebruiken, die zich tijdelijk vastklemt tussen vloer en plafond. Je kunt ook zelf, met behulp van enkele lange latten, een stempel maken.
Probeer zoveel mogelijk de hele lengte van de platen te gebruiken. Snij indien nodig de gipsplaten op maat. Schaaf of rasp bij de afgesneden platen, aan de gesneden kopse randen en gesneden kanten, een klein schuin randje af. Dit om de naden goed af te kunnen werken. Bij een lang of breed plafond krijg je te maken met dwarsnaden. Zorg dat de naden altijd samenvallen met een rachel. Zorg er tevens voor dat de dwarsnaden minimaal 25 cm verspringen.
Een centraaldoos zit vaak boven het lichtpunt in het plafond. Meet dit op en teken het af op je gipsplaat. De uitsparing maak je vervolgens met behulp van een schrobzaag.
Werk de schroefgaten weg met voegenvuller. Vervolgens werk je de naden af. Je kunt ervoor kiezen om de lange naden zichtbaar te laten. Maak de dwarsnaden vochtig met een plantenspuit en gebruik dezelfde voegenvuller om de naden te vullen. Schuur na droging de voegenvuller glad met fijn schuurpapier. Breng voegenfinisher aan om de naden netjes weg te werken.
Bevestig plafondplinten langs de muren met montagekit. Druk ze goed aan en zet ze vast met een montagehulp of stempel. Overtollige kit kun je weghalen met een plamuurmes. Bekijk ook onze tips om je wand netjes en gemakkelijk te plamuren.