Hoe meet ik omtrek, oppervlakte en inhoud?

Meet de lengte. Meet de breedte. Omtrek = 2x lengte + 2x breedte.

Bijvoorbeeld: De omrek van een grasveld van 12m lang en 5m breed = (2x12) + (2x5) = 34m.

Meet de middellijn. Deel deze door 2 (=straal r). Omtrek = 2x(3.14xr). In wiskundige termen: 2Pi-r (Pi = 3.14).

Bijvoorbeeld: De omtrek van een cirkelvormig terras met een diameter van 4m: 2x 3.14 x 2 = 12.56m.

Meet zijde A
Meet zijde B
Meet zijde C
Omtrek = A + B + C.

Meet de breedte. Meet de lengte. Oppervlakte = breedte x lengte.

Bijvoorbeeld: De oppervlakte van een kamer van 12m lang en 5m breed: 12x5 = 60m2.

Meet de middellijn van de cirkel. Deel deze lengte door 2 (= de straal r). Oppervlakte = 3.14xrxr. In wiskundige termen: Pi-r2 (Pi = 3.14).

Bijvoorbeeld: De oppervlakte van een cirkelvormige terras met een diameter van 4m: 3.14 x 2 x 2 = 12.56m2.

Meet de basis van de driehoek. Meet de hoogte van de driehoek. Deel deze hoogte door 2
Oppervlakte = basis x halve hoogte.

Bijvoorbeeld: Een driehoek met een basis van 0.5 meter en een hoogte van 1 meter heeft als oppervlakte: 0.5x0.5 = 0.25 m2.

Meet de lengte.
Meet de breedte.
Meet de hoogte.
Inhoud = lengte x breedte x hoogte.

Bijvoorbeeld: De inhoud van een kamer van 12m lang, 5m breed en 3m hoog = 12 x 5 x 3 = 180 m3.

Meet de hoogte van de cilinder.
Meet de diameter.
Deel de diameter door 2 (= de straal r).
Inhoud = hoogte x 3.14 x r x r.
In wiskundige termen: hoogte x Pi-r2 (Pi = 3.14).

Bijvoorbeeld: De inhoud van een ronde vijver van 1 meter diep en een diameter van 3 meter: 1 x 3,14 x 1,5 x 1,5 = 7,065 m3 (=7000 dm3 = 7000 liter).