Gras maaien is een klus die – buiten de wintermaanden om – vrijwel wekelijks terugkeert. Regelmatig maaien is belangrijk: het zorgt namelijk voor een mooie, dichte grasmat waarin mos en onkruid minder groeit. Hoe vaak je moet maaien en op welke hoogte je de maaier instelt, hangt af van het soort gazon dat je in je tuin hebt aangelegd.
Maai van april tot oktober het gras minimaal één keer per twee weken. Groeit het gras snel? Dan kun je vaker maaien. De ideale maaifrequentie hangt af van het soort gazon. Een speel- of sportgazon hoef je bijvoorbeeld minder vaak te maaien dan een siergazon. Ook aan de hand van de hoogte van de grassprieten kun je bepalen of er gemaaid moet worden: wanneer het gras de helft hoger is dan de gebruikelijke maaihoogte, is het weer tijd voor een maaibeurt. Meet de hoogte van de grassprieten met een meetlat.
Laat ook ieder jaar de messen van je grasmaaier slijpen.
Heb je een siergazon? Stel de messen dan af op 3 tot 4 cm hoogte. Maai een speel- of sportgazon – dat natuurlijk meer te ‘lijden’ heeft doordat er intensief op gespeeld of gesport wordt – wat hoger, op 5 cm. Gebruik altijd een grasmaaier die in maaihoogte verstelbaar is en die voorzien is van scherpe messen.
Laat de maaihoogte ook afhangen van de buitentemperatuur:
• Begin na de winter weer met gras maaien als het gras 10 cm hoog staat. Stel de grasmaaier wat hoger af, op 6 of 7 cm. Laat voor de maaibeurten daarna de maaier langzaam zakken tot de gewenste hoogte.
• Laat bij droog weer het gras wat langer om uitdrogen te voorkomen. Bij nat weer groeit het gras juist sneller en mag je korter maaien. Maai het gras nooit korter dan 4 cm.
• Maai eind oktober voor de laatste keer. Stel de maaier in op 6 of 7 cm, zo gaat het gazon beschermd de winter in.
Rijd met de grasmaaier dwars in de richting van de vorige maaibeurt. Zo krijg je het mooiste resultaat.
Wat doe je eigenlijk met het grasmaaisel? Laat in de zomer het maaisel op het gazon liggen. Je maait dan vrij regelmatig, waardoor de grassnippertjes erg klein zijn. Bij hoge temperaturen verteren ze snel waardoor ze door bodembeestjes omgezet worden in voeding voor het gazon.
Of gebruik een grasmaaier met bodembedekfunctie. Deze verpulvert het grasmaaisel en verspreidt het meteen over het gazon. Gebruik in het voorjaar, de zomer en het najaar ook gazonmest als aanvulling.
Laat grof grasmaaisel liever niet op het gazon liggen – je grasmat kan dan verstikken. Breng dit als nieuwe laag aan in je eigen compostbak of gebruik het als bodembedekking in je borders.
Knip ook de grasrandjes bij nadat je je gazon gemaaid hebt. Gebruik hiervoor een grastrimmer. Steek de randen daarnaast regelmatig af om die mooie strakke gazonrand te behouden. Doe dit met een graskantsteker. Wil je helemaal af van het knippen en steken? Plaats dan een randje klinkers rond het gazon.